Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ8980

Datum uitspraak2004-08-26
Datum gepubliceerd2004-09-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/6254 AOR
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overschrijding termijn betaling griffierecht.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 03/6254 AOR U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats] (Indonesië), appellant, en het bestuur van de Stichting het Gebaar, gedaagde. I. INLEIDING Appellant heeft bij de Raad hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank ‘s-Gravenhage op 7 november 2003, nummer AWB 03/03126 BESLU, tussen partijen gegeven uitspraak. II. MOTIVERING In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Bij schrijven van 23 december 2003 is appellant erop gewezen dat hij een griffierecht van € 87,- is verschuldigd, bij voorkeur te voldoen door middel van de aangehechte acceptgirokaart. Bij aangetekende brief van 20 januari 2004 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is hem meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep. Bij schrijven van 21 januari 2004, ter griffie ontvangen op 28 januari 2004, heeft appellant verzocht om verlening van de termijn voor het betalen van het griffierecht. Hierop is bij schrijven van 29 januari 2004 de termijn waarbinnen het griffierecht dient te zijn voldaan met twaalf weken verlengd. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep. De Raad stelt vast dat het griffierecht niet is betaald. Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van R.E. Koerts als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2004. (get.) G.L.M.J. Stevens. (get.) R.E. Koerts. Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen dertien weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.